Inhoud:
1. Dorpen langs rivieren en kust
2. Ritueel en houtsnijwerk
3. Kàware: het bootfeest
4. Mbitoro: de geestenpalen
5. Geschiedenis van Mimika-gebied
6. Voedsel bevolking: sago en vis
7. Het Kamoro Art Festival
8. Links
9. Bronnen
1. Dorpen langs rivieren en kust
De Kamoro wonen in de districten West-, Centraal- en Oost-Mimika die deel uitmaken van de kuststreek van FakFak tot Merauke langs de Arafura Zee over een lengte van ongeveer 300 kilometer. Volgens schattingen zijn er tussen de 15.000 en 18.000 mensen. Hun circa 40 dorpen met variërend tussen de 100 en 500 inwoners liggen aan het water, hetzij aan de zee, hetzij aan een rivier. Vrijwel alle Kamoro verplaatsen zich met een uit een boom gehakte kano. Geografisch wonen ze dichtbij de Amungme in het westen en Sempan en Asmat in het oosten. In het kustgebied ten oosten van de rivier de Otokwa leven slechts weinig mensen tot ongeveer het woongebied van de Asmat bij de Flamingo-baai. In West- en Centraal-Mimika bevinden de dorpen zich meestal op een strandwal, bij vloed als een eiland omringd door het vloedwater. Achter de strandwal kan men dwars door het moerasbos varen langs als het ware onder water gelopen kronkelende waterwegen. In Oost-Mimika liggen de dorpen meer landinwaarts aan de rivieren de Kamoro, de Wania, de Inawka, de Omawka en de Otokwa. De Kamoro-taal is onderdeel van de Asmat-Kamoro taalfamilie. Het Kamoro-volk staat ook bekend als de Kamora, Mimika, Lakahia, Nagramadu, Umari, Mulkamuga, Neferipi, Nefaripi, Maswena, Nafa, Kaokonau, of Umar. De drie belangrijkste dialecten van de Kamoro-taal zijn Tarya, Yamur en Nanesa.
2. Ritueel en houtsnijwerk
In de dorpen die in het binnenland aan de bovenloop van rivieren zijn gelegen, is het belangrijkste feest Emakame (letterlijk: beenderhuis). De Kamoro bouwen voor dit feest een speciaal feesthuis om er de beenderen van de doden te bewaren. Deze zijn sinds het vorige feest opgegraven en zijn in woningen van stamleden bewaard. De centrale thema's van het Emakame-feest zijn het ontstaan van leven uit dood, de vernieuwing van het leven en de oorsprong van het leven. Al deze thema's zijn gebaseerd op een scheppingsmythe. In het oostelijk Mimika-gebied komt onder de naam Kiawa een locale versie van het feest voor. Houtsnijwerk speelt vanouds een belangrijke rol in de rituelen. Bij het Emakame-ritueel worden schilden, Yamate, gebruikt. Het snijwerk van de schilden symboliseert leven en dood en het ontstaan van leven uit de dood. ‘In wezen zijn Yamate voorouderlijke figuren; ze vertegenwoordigen elk een recent overleden dorpsgenoot', schrijft Jan Pouwer, die in augustus 1951 door het toenmalig Hoofd van het Kantoor Bevolkingszaken Jan van Baal werd belast met een antropologisch onderzoek onder de Kamoro. Op het Emakame-feest spelen vrouwen een belangrijke rol omdat zij de brengsters van nieuw leven zijn. Eén van de doelen is dan ook het bevorderen van de vrouwelijke vruchtbaarheid. Tijdens het feest nuttigen vrouwen een bepaalde substantie waarvan wordt aangenomen dat deze de conceptie zal bevorderen.
3. Kàware: het bootfeest
Ook het feest Kàware staat in het teken van dood en vernieuwing van het leven. Dit feest wordt geassocieerd met de zee, het strand, de kust. Het ritueel staat in het teken van mannelijke spirituele vruchtbaarheid en dient er voor om mannen op te leiden tot houtsnijders en tevens om nieuwe kano’s te vervaardigen. De boomstamkano’s worden voor het feest door de Kamoro versierd met onder meer speciale houten voorstevenornamenten, en feestelijke peddels, die zijn gesneden uit een harde houtsoort. Vanwege deze aspecten noemt men het feest ook wel boomstamkano- of bootfeest. Op het feest wordt een Mamokoro of Mbiikao gedragen, een een stulpmasker met een hoge, spitse kop en grote snuit gemaakt van touw. Het vlechtwerk is aan een geraamte van rotan bevestigd en heeft met een mantel van sagobladvezels. De maskers komen voor in het centrale en oostelijke deel van het Mimika-gebied. Tot de dag van vandaag hebben maskers de hen traditioneel toegekende kracht en betekenis niet verloren en spelen ze nog steeds een cruciale rol als verbinding tussen Kamoro-gebruiken. Wel zijn er aanpassingen aan de ‘moderne’ tijd. Toenemend worden de maskers aan toeristen verkocht en vormen zo een bron van inkomsten. Ook moeten de Kamoro bij de voorbereiding van de feesten rekening houden met de school-, werk- en religieuze kalender en moeten zij de plannen tijdig aankondigen bij de overheid.
4. Mbitoro: de geestespalen
Tot het meest spectaculaire houtsnijwerk behoort een Mbitoro, een ceremoniële geestespaal, gemaakt van de wilde nootmuskaatboom. Ze variëren in hoogte van miniaturen van minder dan veertig centimeter tot palen van ruim vier meter. Er is een gelijkenis met de Asmat-cultuur, waar Bisj-palen eenzelfde vorm en functie hebben. In beide gevallen wordt het snijwerk gebruikt in rituelen en symboliseert het onlangs overleden voorouders. Een Mbitoro-paal kent één, twee of maximaal drie uitgesneden mannen met hun lichamen door elkaar gestrengeld, en een zogeheten okemere, het vlagvormig uitsteeksel bovenaan de paal. Het uitsteeksel is gemaakt van wortels van een mangrove-boom. De onderkant van de boom is dus de bovenkant van de Mbitoro. Naast het eerbetoon aan de overledene, staat de Mbitoro ook centraal bij een initiatieritueel, echter zonder het element van neus-doorboring (met een stok die tot vier meter lang kan zijn) dat in mytische tijden werd gebruikt. Dit ritueel wordt in de huidige tijd weer in toenemende mate uitgevoerd.
In de Kamoro-cultuur wordt de drum gebruikt om de geesten, de voorouders en anderen op te roepen. De Kamoro vervaardigen hun zandlopervormige drums door de binnenkant van een boomstam weg te branden. Dit is een delicaat proces dat vaardigheid vergt om de zijkanten dun genoeg te maken voor goede vibraties. Het open bovenste deel of het hoofd van de trommel is bedekt met een stuk reptielenhuid (vaak van de mangrovevaraan Varanus Salvador). Het werd vroeger aan het hout vastgemaakt door een mengsel van kalk uit gebrande schelpen en menselijk bloed van de zusters of dochters man. Vandaag de dag mag eenieders bloed worden gebruikt. Om het trommelvel van hagedissenhuid strak te kunnen trekken voor de gewenste toonhoogte wordt het dicht bij het vuur gehouden.
5. Geschiedenis van Mimika-gebied
Toen de eerste Europeanen in het gebied arriveerden in het begin van de 17de eeuw hadden de Kamoro al contact met Molukse, Chinese en Maleisische handelaren. Zij handelden in de (geneeskrachtige) bast van de massooiboom en in slaven. Als de Nederlandse VOC-kapitein Jan Carstensz in 1623 met de schepen de Tera en de Arnhem langs de kust vaart, ziet hij bergen met sneeuw. In Europa wilde men zijn rapport daarover bijna niet geloven vanwege het hete klimaat in de tropen.
Tijdens een VOC-expeditie in 1636 wordt de Nederlandse kapitein Gerrit Pool door oostelijke Kamoro vermoord. In 1828 brengen deelnemers aan de Nederlandse Triton-expeditie elf dagen vreedzaam in Kamoro-gebied door. Zij hebben het doel de streek bij Nederlands-Indië te trekken voordat de Engelsen het gebied zouden annexeren. Hun poging mislukt echter en bestuurlijke controle over het gebied komt pas begin 20ste eeuw tot stand. Tijdens de Militaire Exploratie (1907-1915) onder leiding van kapitein A.J. Gooszen wordt voor het eerst ook Kamoro houtsnijwerk verzameld. Ongeveer de helft van de Kamoro-collectie van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden stamt van deze expeditie. Pas in 1910-11 en 1912 bezoeken de eerste westerlingen het achterland. In hun pogingen de Carstensz-toppen via het Mimika-gebied te bereiken, worden de leden van twee Britse expedities van de British Ornithologists Union en de Royal Geographical Society vriendschappelijk door de Kamoro ontvangen. In 1926 vestigen de Nederlanders een eerste bestuurspost in het verzameldorp Kaokonao aan de monding van de Mimika-rivier. Dit bestuurscentrum bestaat uit vier dorpen en heeft meer dan 500 inwoners. In 1927 komt er ook een Rooms Katholieke missiepost. Het gebied is tussen 1926 en 1963 onder Nederlands bestuur geweest en praktisch iedereen wordt gedoopt.
De Nederlands politie treedt met moderne vuurwapens op tegen aanvallen van de naburige Asmat, die dorpen van de Kamoro plunderden om er ijzer te komen roven. In de Tweede Wereldoorlog werd door de Kamoro tijdens de bezetting door ruim 1000 Japanse soldaten (1942 -1945) geen enkele hulp geboden, maar ook geen sabotage gepleegd.
6. Voedsel bevolking: sago en vis
De voedselproductie was met name vroeger een onderdeel van een cyclus van grote en kleinere feesten. In 2008 leefde nog 70 procent van de Kamoro van sago en vis als belangrijkste voedselbronnen. Hun huizen staan aan de rand van de rijke mangrovemoerassen. Naast de visserij wordt er in de bossen gejaagd op wilde varkens, casuaris (een grote loopvogel) en buidelratten. Vrouwen verzamelen in de mangrove krabben en weekdieren, die zich in de moerassen tussen de kust en de bovenloop van de rivier voortplanten. Verder verbouwen de Kamoro ook tabak (kapàki) en enkele groenten, zoals suikerriet (monè) en bananen (kaw). Pogingen van missionarissen en de Nederlandse en Indonesische overheid om van hen boeren te maken, zijn op niets uitgekopen. Het basisvoedsel sago is nog steeds makkelijk te verkrijgen. Daarom zien de Kamoro ook geen noodzaak te veranderen. Regelmatig trekken ze heen en weer tussen de visgronden en de moerassen aan de kust en zogeheten kapiri kamé (tijdelijke woningen gemaakt van pandanus-bladeren) in het binnenland. In de bostuinen wordt de sagoboom gekapt, waarna de bast met een wig wordt verwijderd om het merg uit de kern te bereiken. De boom wordt niet in stukken gehakt, uit de stam wordt een spoelgoot gemaakt. Nadat het merg met een kegelvormige sagoklopper (apènata-maare) is fijn geklopt, wordt het in gedeelten in de spoelgoot gelegd voor een zeef. Het merg wordt met water gekneed en door de zeef geperst. Het sago wordt daarna in een tumang (huls) van 80 à 90 centimeter gedaan om bewaard en vervoerd te worden. Er worden ook sagopalmen speciaal gekapt om ze te laten rotten. Bij het rottingsproces ontstaan kò (sagowormen). Deze larven van de sagoboktor zijn één van de favoriete lekkernijen van de Kamoro. Een andere lekkernij is tambelo, een soort weekdier dat gevonden wordt in gekapte mangrove-bomen. Beide lekkernijen worden zowel rauw als gebakken gegeten.
7. Het Kamoro Art Festival
Het mijnbouwconcern Freeport kreeg in 1967 toestemming van Indonesische regering om zich in het Mimika-gebied te mogen vestigen om koper en goud te winnen. Pas in 2000 tekende Lemasko, de organisatie van Kamoro-stammen, met Freeport een overeenkomst over landrechten. De komst van Freeport had grote invloed op de samenleving en de natuur, onder andere door de gedwongen verplaatsing van Kamoro-nederzettingen. Naast die negatieve effecten was er evenwel ook een positief bijeffect. Freeport werd de voornaamste sponsor van het sinds 1998 jaarlijks in het dorp Pigapu georganiseerde Kamoro Art Festival, ook bekend als Kamoro Kakuru. De Hongaars-Amerikaanse fotograaf van National Geographic en antropoloog Kal Muller, die zich om het lot van de Kamoro bekommerde, werd speciale adviseur voor Freeport en ging de dorpen af om bijzonder houtsnijwerk op te kopen. Het voornaamste doel van het festival is om het culturele erfgoed van de Kamoro te behouden. Het is geïnspireerd op de jaarlijkse veiling van Asmat-kunst. Dat idee was afkomstig van bisschop Alphonse Sowada. In 1973 richtte hij ook het Asmat Museum in Agats op. Volgens Muller zijn de Asmat veel dichter bij de traditionele manier van leven van hun voorouders dan de Kamoro gebleven. Hoewel beide volken dezelfde symbolen gebruiken, maken de Kamoro meer gladde, verfijnde beelden.
Het festival betekent een bron van inkomsten voor houtsnijders en vrouwen die gras weven om er tassen te maken. Daarnaast worden er dansvoorstellingen, kanoraces en kookdemonstraties van traditionele voedsel gehouden. Tijdens het Kamoro Art Festival in 2005 is voor een beeldhouwwerk 11 miljoen Rupiah betaald, de hoogste prijs ooit op het festival.
8. Links:
– 'Articles and notes' over de Kamoro van Kal Muller op Papuaweb. Laatste update 29 maart 2004.
– Video van Kamoro Art Festival uit 2003 met houtsnijders, dansvoorstellingen en kanoraces in het dorpje Pigapu.
– Een onderzoek naar de kokosnootoogst en visactiviteiten van de Kamoro in Mimika Regency door pwarr3n, (February 2004)
– Jakarta Globe, 22 oktober 2009: Kal Muller over kunst en trots van de Kamoro.
- The Kamoro. ‘The coastal people of West Papua’ is een artikel van Kal Muller op de website van indahnesia.com.
- Kamoro-maskers, Maskers uit het Mimika-gebied (Nieuw-Guinea) van het Rijksmuseum voor Volkenkunde Leiden.
9. Bronnen:
– J. Akkermans, Uit de missie van Mimika. Annalen van Onze Lieve Vrouw van het Heilige Hart. 56: 149-150. 1938
– J. Coenen OFM, Enkele facetten van de geestelijke cultuur van de Mimika. Omawka: OFM. Unpublished typescript held at the Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden. 1963.
– Todd Harple, Controlling the dragon: An ethno-historical analysis of social engagement among the Kamoro of South-West New Guinea (Indonesian Papua/Irian Jaya). PhD thesis, Australian National University, Canberra. 2000.
– Bruce M. Knauft, South coast New Guinea cultures: History, comparison, dialectic. Cambridge: Cambridge University Press. 1993.
– Simon Kooijman, Art, art objects and ritual in the Mimika culture. Mededelingen van het Rijksmuseum van Volkenkunde, Leiden 24. Leiden: Brill.1984.
– Kal Muller, Pride and Prejudice: the Kamoro Culture of South Irian. Garuda4(10):24-25. 1996.
- David Pickell, Kamoro: Between the tides in Irian Jaya. With photographs by Kal Muller. Jakarta: Aopao Productions. 2001.
– Jan Pouwer, Enkele aspecten van de Mimika-cultuur (Nederlands Zuidwest Nieuw Guinea). PhD thesis, University of Leiden, Leiden. Den Haag: Staatsdrukkerij. 1955.
– Jan Pouwer, Rechten op de grond in Mimika. Adatrechtbundel 45:569-582. Den Haag: Nijhoff. Republished as 1970. 1955.
– Jan Pouwer, A masquerade in Mimika. Antiquity and Survival 1(5):373-386. 1956.
– Jan Pouwer, Mimika land tenure. New Guinea Research Bulletin 38:24-33. Canberra: Australian National University. 1970.
– Jan Pouwer, Structural history: A New Guinea case study. In: W.E.A. van Beek and J.H. Scherer (eds), Explorations in the anthropology of religion: Essays in honour of Jan van Baal (pp. 80-111). Verhandelingen 74. The Hague: Nijhoff. 1975.
– Pouwer, Gender in Mimika: Its articulation, dialectic and its connection with ideology. Paper presented at the International New Guinea Workshop, University of Nijmegen, Nijmegen, February 24-26. 55 pages 1987.
– Pouwer, Mimika. In: Terence E. Hays (ed.), Encyclopedia of world cultures, Volume 2: Oceania (p. 209). Boston: Hall. 1991.
– Jan Pouwer en Gertrudis A.M. Offenberg, (eds). Amoko - In the beginning: Myths and legends of the Asmat and Mimika Papuans. Adelaide: Crawford House Publishing (tonycraw@bigpond.net.au). Not in bookshops except in bookstore 'De Verre Volken' established inside the National Museum of Ethnology at Leiden, Netherlands (info@ethnographicartbooks.com). 2002.
– Dirk Smidt, Kamoro art: Tradition and innovation in a New Guinea culture. Amsterdam: KIT Publishers, 2003.
– UnCen-ANU Baseline Studies Project. Kamoro Baseline Study final report. UABS Report 7. Jayapura and Canberra: Universitas Cenderawasih and Australian National University. 1998.
– Pauline van der Zee, Art as contact with the ancestors. The visual arts of the Kamoro and Asmat of Western Papua. KIT Publishers, Amsterdam. 2009.
– Advies en commentaar: Pauline van der Zee, docent Etnografische Verzamelingen van de Universiteit Gent.