Beitel, met handvat gesneden uit hout. In het handvat zijn een menselijk hoofd, -lichaam en twee armen uitgesneden. Het lichaam is gedecoreerd met voor het gebied van herkomst typische ruitmotieven. Tussen de uiteinden van het handvat is een metalen pen geklemd. De verbinding is omwonden met rotan strengen.

Staf, gesneden uit hardhout. Aan de bovenzijde is een mannenfiguur, vermoedelijk een voorouder, gesneden. Deze staf is waarschijnlijk gesneden naar voorbeeld van een dansstaf, die door mannen in de hand wordt gehouden tijdens rituele dansen. Vermoedelijk bij de inwijding van jongens of jonge mannen, wanneer zij worden toegelaten tot het mannenhuis.

Bijl met houten heft. De steel loopt aan de kop breed uit. Hierin is een gat gemaakt waarin een kling van zwarte steen is bevestigd. Een bijl als deze werd door volwassen mannen gebruikt om hout te kappen of te splijten.

Snelhoorn van bamboe met ingesneden motieven.Snelhoorns werden vroeger gebruikt om de vijand angst aan te jagen. Na het afschaffen van de sneltochten dienden zij als attribuut bij het dansen.

Trom (tifa), uit een stuk hout gesneden. Op het handvat is een aantal figuren ingesneden. Het vel van de trom is bevestigd door middel van strengen gras. Troms worden gebruikt bij groeps- en ceremoniele aangelegenheden.

Houten bord voor het opdienen van een feestmaaltijd. De onderzijde van de schaal is bewerkt. In reliëf is een aantal motieven gesneden: de dieper liggende gedeelten zijn wit gekleurd met kalk. De motieven aan beide lange zijden stellen mogelijk dierfiguren (krokodil, hagedis) voor. De bolle onderzijde van de schaal en de uitgesneden kop aan een van de punten suggereren een schildpad. Van een bord als dit wordt tijdens feesten gezamenlijk gegeten. Sagopap wordt daarbij opgediend met vis en pittige saus.

Paneel, hout. Rechthoekig van vorm met een afgeronde bovenzijde waaraan een oog is gesneden. Mogelijk bedoeld om als wandversiering op te kunnen hangen. Het paneel is in drie horizontale vlakken verdeeld waarop in reliëf spiraalmotieven zijn gesneden. De hoger gelegen gedeelten zijn zwart-, de lager gelegen gedeelten wit gekleurd. De achterzijde van het paneel is onbewerkt. Dergelijk snijwerk werd in de 70er jaren van de 20e eeuw gemaakt in het universiteitsmuseum te Abepura, nabij Jayapura. Bedoeld voor de verkoop of toeristenmarkt.

Twee pijlen. De schacht is van een harde rietsoort, pijlriet genoemd. De pijlpunten zijn van hardhout of palmhout. De pijlpunten zijn in de schacht gestoken en aan de hals verstevigd met een omwikkeling van rotan of van rotan vlechtwerk. Eén van de pijlpunten heeft uitgesneden weerhaken, de andere is glad en is gedeeltelijk wit gekleurd.

Speer van hardhout. De speer heeft aan het uiteinde een aantal uitgesneden weerhaken. Bij de punt zijn twee kleine schelpen aangebracht met hars of bijenwas. Opvallend onderdeel van de speer is het brede blad dat enigzins taps afloopt en rond eindigt. Dit blad is versierd met ajour snijwerk van abstracte mensfiguren in de houding van de bidsprinkhaan. Een bekend koppensnellerssymbool, die ervoor moet zorgen dat de speer zijn doel treft. Verder zijn op het blad vier krulmotieven uitgesneden, die vermoedelijk de opgerolde staarten van de buidelrat voorstellen. Op diverse plaatsen zijn resten van kalk aanwezig. Speren met een blad met ajour snijwerk waren vroeger algemeen in gebruik als oorlogswapen.Tegenwoordig door mannen meegedragen tijdens ceremoniën en dansfeesten.

Een geklopte bastvezeldoek, gedecoreerd met verschillende geometrische motieven in vierkante en rechthoekige vlakken. De motieven zijn geschilderd in zwart, roodbruin en groen. De bastvezeldoeken hebben in de loop van de tijden verschillende funkties gehad, van omslagrok voor vrouwen, via rituele doeken bij begrafenisceremonieën, tot wandversiering.