Midden in het centrale berggebied van de Indonesische provincie Papua, een onderdeel van het vroegere Nederlands Nieuw-Guinea, ligt de Baliemvallei (die eerder de Grote Vallei werd genoemd). De vallei loopt van het noordwesten naar het zuidoosten en de valleivloer ligt op ongeveer 1650 meter boven de zeespiegel. Het dal wordt omringd door enorme bergtoppen van 2500 tot 4500 meter hoog. Het duurde tot kort voor de Tweede Wereldoorlog voordat de Baliemvallei voor het eerst vanuit de lucht door niet-Papua's werd gezien. Tot die tijd werd het gebied over het algemeen als onbewoond beschouwd. De bewoners, het Dani-volk, zijn strijdvaardig en oorlogzuchtig, maar geen koppensnellers. Dat is opmerkelijk want dat gebeurde wel ten oosten van de Baliemvallei. Wamena is met 12.000 inwoners (waarvan veel import uit andere delen van Indonesië) de enige grote plaats in de vallei en die dankt zijn naam aan de Baliemrivier die dwars door de vallei heen slingert. Het hele dal telt circa 100.000 bewoners en in de dorpen in de omliggende bergen van het centrale hoogland leven zo'n 750.000 Bergpapua's.
Inhoud:
1. Ontdekking van de vallei
2. Dani bewoont de vallei
3. Landbouw al eeuwen in vallei
4. Eerste contact met Dani
5. Vliegtuigcrash in WO-II
6. Blanken vestigden zich in de vallei
7. Missionarissen moeten de vallei uit
8. 'Operatie Koteka'
9. Toerisme in de vallei
10. Links
11. Bronnen
1. Ontdekking van de vallei
De vallei werd pas op 23 juni 1938 tijdens een verkenning vanuit de lucht waargenomen door de Amerikaanse onderzoeker Richard Archbold, die bij toeval over de vallei heen vloog met zijn PBY Catalina-2 watervliegtuig, de Guba II. Hij was zoöloog en filantroop, kleinzoon van de in de olieindustrie rijk geworden John Dustin Achbold. Hij werd opgeleid op privé-scholen en volgde later ook lessen aan Colombia Universiteit, maar studeerde er nooit af. In de jaren 1930 financierde en leidde Richard Archbold persoonlijk drie biologische expedities naar Nieuw-Guinea. De derde en meest ambitieuze Archbold-expeditie vond plaats van april 1938 tot mei 1939 en spitste zich toe op onderzoek op de noordkant van het Nassau-gebergte (nu Jayawijaya-gebergte) in de centrale hooglanden. Daar onderzocht hij van de Wilhelminatop (nu de Puncak Trikora) tot aan de rivier de Idenburg (een zijrivier van de Mamberamo, die nu de naam Taritatu draagt) de vegetatie van de zeespiegel tot gebieden aan de bovengrens van de begroeiing op 4000 meter hoogte. Er werd gebruik gemaakt van een watervliegtuig dat kon landen op meren en rivieren ter bevoorrading van de expeditie en waarmee ook luchtfoto's konden worden gemaakt. Vanuit de lucht was bij een verkenning een goed ontwikkeld landbouwgebied te zien met akkers en kleine dorpjes. Na de ontdekking organiseerde het Amerikaanse Museum of Natural History samen met Archbold een expeditie naar het gebied, de vierde en laatste Archbold-expeditie. De expeditie had twee startpunten, een meer in de buurt van de rivier de Hablifuri in de Meervlakte, dat de naam 'Archboldmeer' kreeg, en het Habbemameer, een meer op 3225 meter hoogte bij de Wilhelminatop ten westen van de Baliemvallei. Voor de expeditie werden 73 Dajaks uit Borneo als drager ingehuurd.
2. Dani bewoont de vallei
De oorspronkelijke bevolking in de Baliemvallei bestaat uit het inheemse volk de Dani, dat bekend staat om zijn oorlogszuchtige instelling. Tijdens de ontdekking van de vallei viel het op dat overal hoge, slanke torens waren gebouwd. Deze fungeerden als uitkijkpost om de dorpelingen te kunnen waarschuwen voor de nadering van vijandige clans. Deze torens werden geleidelijk afgebroken, nadat het Nederlandse bestuur oorlogen verboden had (maar er niet echt in slaagde om er een einde aan te maken). De Dani zijn verwant aan de volken in de bergen ten westen van de vallei, die wel Westelijke Dani of Lani worden genoemd. Een derde volk zijn de Yali, die in dunbevolkte gebieden hoog op de berghellingen van het Jayawijaya-gebergte in het zuidoosten leven. De Dani kent met name in tijden van oorlog een voorliefde voor 'opschik’. Foto's van Dani-stamleden met varkensbotjes in hun neus en hoofdtooien van veren van de paradijsvogel zijn heel bekend. De Dani-mannen dragen een lange en dunne koteka (peniskoker). Net als bij de vrouwen van de Yali-stam dragen de Dani-vrouwen korte rokjes van bladvezels of biezen. Tevens hebben ze een onmisbare geweven tas (genaamd noken) op hun rug. Ondanks het feit dat de Dani pas laat (in 1938) ontdekt werden, werden ze één van de meest bekende volken in Nieuw-Guinea. De Dani bezitten één van de meest vruchtbare delen van Papua, met gevolg dat ze vaak hun grondgebied moesten verdedigen. Bovendien waren er ook veelvuldig oorlogen tussen Dani-groepen onderling.
3. Landbouw al eeuwen in de vallei
De Baliemvallei is het meest vruchtbare deel van het hooggebergte in het westen van het eiland Nieuw-Guinea. De vallei is omgeven door een kam van bergen waarvan sommige oplopen tot een hoogte van 4500 meter. Er leven zelfs een aantal soorten vis in de Baliemrivier, die door de vallei stroomt. Het gebied is niet groot, ongeveer 70 bij 20 kilometer. De vallei is al heel lang in gebruik voor de verbouw van landbouwproducten. Traditioneel zijn het de mannen die de grond bewerken, de vrouwen planten en oogsten de producten. De eerste oogsten waren voor de voorouders bedoeld. Uit onderzoek is gebleken dat de landbouw al eeuwen in de vallei aanwezig is. Bij archaeologisch onderzoek in het centrale bergland van oostelijk Nieuw-Guinea werd duidelijk dat daar al ongeveer 9000 jaar geleden landbouw werd bedreven. Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat Nieuw-Guinea een van de streken is waar mensen met landbouw zijn begonnen.
Het voornaamste landbouwproduct is de zoete aardappel. Ook worden komkommer, boontjes, kalebassen, rietsuiker, aardnoten en het knolgewas taro ( ook bekend onder de naam keladi) verbouwd. In de jaren 1990 hield de Indonesische overheid een experiment met de verbouw van natte rijst en groenten in de omgeving van Wamena in een poging om de Dani over te halen hiernaartoe over te stappen. Tegenwoordig heeft het rijst de zoete aardappel grotendeels als voedsel vervangen en wordt de zoete aardappel vooral als varkensvoer gebruikt. Een gevolg is wel dat de Dani tegenwoordig nog maar een handvol zoete aardappelsoorten kennen, waar hun voorvaderen er meer dan 60 onderscheidden.
De Dani houden vanouds varkens voor hun vlees. Nadat overheidspogingen om de Dani af te doen stappen van varkens (onreine dieren binnen de islam) ten gunste van schapen en geiten waren mislukt, werd ingezet op het verbeteren van de varkensrassen door kruising met rassen vanaf Bali (een Hindu-eiland waar ook varkens worden gehouden). Men kwam er echter te laat achter dat de Balinese varkens de ziekte encefalitis (hersenvliesontsteking) bij zich bleken te dragen, wat leidde tot de besmetting van Dani-varkens. Er ontstond sterfte onder de Dani, omdat deze hun vlees niet koken (een manier om de bacteriën te doden), maar verhitten met hete rotsen waardoor het gedeeltelijk rauw blijft.
4. Eerste contact met Dani
Al begin vorige eeuw waren er sporadisch contacten tussen Dani en blanken, onder meer tijdens de Tweede Zuid Nieuw-Guinea Expeditie (1909-1910) naar de sneeuwvelden van de Wilhelminatop en de Centraal Nieuw-Guinea-Expeditie (1921-1922) onder leiding van overste J. Kremer. De Baliemvallei werd echter tijdens beide expedities gemist en bleef tot 1938 onontdekt. Aan de expeditie van Kremer nam ook de Zwitserse cultureel-antropoloog Paul Wirz deel. Hij was de eerste professionele volkenkundige die met een expeditie in Nederlands Nieuw-Guinea meeging. Wirz deed onderzoek naar de Papua-cultuur in de Toli-vallei (door de expeditie tot Swart-vallei gedoopt) en de verhandeling die hij later over de Bergpapua's van de vallei schreef, was de eerste uitgebreide vakstudie van een berglandcultuur. Na een zware tocht van 90 kilometer door het hooggebergte werd op 4 december 1921 de Wilhelminatop bereikt door overste Kremer, dr. Hubrecht, kapitein van Arkel, luitenant Drost, de Ambonese verkenner Mairuku, 22 Dajaks en 4 dwangarbeiders.
Waarom het koloniale bestuur na die succesvolle expeditie, geen verdere exploratie van het centrale bergland heeft ondernomen, blijft onduidelijk. Zowel de Toli-vallei als de Noord-Baliem-vallei zijn dicht bevolkt, in tegenstelling tot het overgrote deel van West-Nieuw-Guinea. Er is sprake wel geweest van de vestiging van een bestuurspost, maar dat is niet gebeurd. Het was de 'ontdekking' van de Wissel-meren (nu Paniai-meren) ruim vijftien jaar later, die de stoot gaf tot exploratie. Vanwege de Japanse bezetting was tijdens de Tweede Wereldoorlog geen verdere studie van de vallei en diens bewoners mogelijk.
5. Vliegtuigcrash in WO-II
Tijdens de oorlog werd door de geallieerden onderzocht of het mogelijk was er een vliegstrip in te richten, maar het plan werd nooit uitgevoerd. Een Amerikaans legertoestel maakte op 13 mei 1945 een rondvlucht boven de vallei vanaf de Amerikaanse basis in Hollandia (de zogeheten zondagse 'Shangri-La'-vluchten) en vloog tegen een bergwand te pletter. Daarbij kwamen 21 inzittenden om het leven. Korporaal Margaret 'Suzy' Hastings van het Women's Army Corps (WAC) en twee mannelijke militairen overleefden de vliegtuigcrash. Ze verbleven 47 dagen in het oerwoud. Het trio werd met veel moeite door negen Filippijnse parachutisten gered. Die moesten een speciale landingsbaan voor zweefvliegtuigen in de jungle uithakken. De spectaculaire reddingsoperatie op 2 juli 1945 werd uitvoerig beschreven en met foto's geïllustreerd in Amerikaanse bladen, zoals Life en The Reader's Digest. De Dani zullen wel vreemd tegen de komst van de militairen en het vertrek van de zweefvliegtuigen hebben aangekeken. Ze hadden waarschijnlijk nog nooit eerder iemand van buiten de vallei gezien. Hastings werd even de meest gefotografeerde vrouw in de VS. Pas eind 1958 werden de stoffelijke resten van de 21 omgekomen Amerikaanse militairen geborgen. De moeizame zoek- en trektochten naar het bergmassief op initiatief van de lijk- en gravendienst van het Amerikaanse leger geschiedde onder leiding van de Nederlandse bestuursambtenaren Rolph Gonsalves en Piet Bongers.
6. Blanken vestigden zich in de vallei
Pas na de Tweede Wereldoorlog vestigden zich blanken in de Baliemvallei. Een groep zendelingen onder leiding van de Amerikaan Lloyd Van Stone van de Christian & Missonary Association (CAMA) kwam als eerste naar de streek. De CAMA landde op 20 april 1954 met een watervliegtuig op de Baliemrivier en zagen pas toen de bestaande beschaving in de Baliemvallei. Bijna gelijktijdig trok pater Kamerrer met Moses Kelangin vanuit de Swart-vallei door de bergen richting de Baliem. Kilangin was een Amungme die veel missiewerk heeft verricht in het Amungme-gebied. De Amerikaanse CAMA-zendelingen richtten bij het plaatsje Hetegima een zendingspost in en werkten zeven maanden aan de aanleg van een vliegstrip. In januari 1958 maakte de Franciscaner pater Arie Blokdijk een oriëntatiereis naar de Baliemvallei. Hij keerde in februari weer terug om de eerste missiepost in de Baliem op te richten, tezamen met bisschop Rudolf Staverman. Namens het Nederlandse bestuur vestigde zich de destijds 24-jarige Frits Veldkamp in 1956 in de Baliemvallei. Deze bestuurspost kwam op een stuk braakliggend terrein tussen enkele clangebieden en kreeg de naam Wamena. De post groeide uit tot het centrum van de vallei. Een van de eerste opdrachten voor Veldkamp was het aanleggen van een groot vliegveld waarop Dakota’s met mariniers konden landen. Gouverneur Jan van Baal vreesde dat het Veldkamp alleen niet zou lukken een eind maken aan de stammenoorlogen tussen de Dani die nog in het ‘stenen tijdperk’ leefden. Rolph Gonsalves was 26 jaar toen hij in 1958 Hoofd Plaatselijk Bestuur in de vallei en opvolger van Veldkamp werd. Hij moest ook werken aan het vliegveld, waardoor er een verbinding tussen de vallei en de buitenwereld zou ontstaan. Gonsalves trad hardhandig op. Zijn gedrag leverde hem de bijnamen 'Godzelve' en 'Gunsalvo' op. Vanuit Wamena werd later een netwerk van verharde wegen aangelegd en het Indonesische bestuur uitgeoefend. Nu is bij Wamana een grote luchthaven in bedrijf en worden grote vrachten door Amerikaanse Hercules-vliegtuigen aangevoerd. Ondanks deze ontwikkelingen wordt de Baliemvallei nog steeds gedomineerd door de ronde, rieten daken van de Dani.
7. Missionarissen moeten de vallei uit
Tot de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië in 1969 waren zendelingen en rooms-katholieke missionarissen de enige buitenstaanders in de Baliemvallei. De Nederlandse Franciscanen werden geleidelijk vervangen door Franciscanen elders uit Indonesië en in 1978 waren alleen nog zusters uit Indonesië zelf actief. Ook namen Nederlandse Franciscanen de Indonesische nationaliteit aan om niet uitgezet te worden. Verder speelde lekenpersoneel uit Nederland een rol in de Baliem. Zo gaf Frans Stopel tot eind zeventiger jaren les op een lagere school. Na de integratie met Indonesië, kwamen er veel mensen uit Java, Sulawesi en uit enkele naburige districten in Papua. Zij gingen er werken als leraren, ambtenaren en militairen. In 1989 verordoneerde de Indonesische overheid in het kader van een 'Indonesisering'-programma dat al het missiepersoneel zonder de Indonesische nationaliteit de vallei moest verlaten. Veel niet-Indonesische missionarissen vertrokken waardoor een groot deel van het vliegnetwerk van de Mission Aviation Fellowship (MAF) naar de afgelegen dorpen (dat zij onderhielden) uitviel, alsook een groot deel van het onderwijs en sociaal-culturele programma's onder de Dani. Volgens lokale waarnemers zou de hongersnood die halverwege de jaren negentig heerste onder de Dani tot minder doden hebben geleid wanneer de missionarissen en de MAF er toen nog waren geweest om de bevolking te helpen. Een van de invloeden van de islamitische overheid is tegenwoordig dat er geen alcohol mag worden verkocht in de vallei. Volgens de volkstelling in 2000 was 54 procent van de bevolking van de Baliemvallei protestant, 24 procent rooms-katholiek en 21 procent moslim.
8. 'Operatie Koteka'
Onder Indonesisch bestuur kwam het in de jaren zeventig tot spanningen met de Dani, die werden gezien als een onderontwikkeld volk. Begin jaren zeventig poogde de Indonesische overheid met 'Operatie Koteka' de Dani over te halen om hun peniskokers en grasrokjes voor kleding te verwisselen en om in moderne vierkante huizen te gaan wonen. Op 19 mei 1972 bracht de vrouw van president Suharto, Ibu Tien, een officiële bezoek aan Wamena ter gelegenheid van de officiële start van de 'Operasi Koteka'. Veel Indonesische militairen, die het beleid tot uitvoering moesten brengen, beschouwden de Dani echter als 'wilden' (weinig meer dan dieren, een houding die nog steeds bij veel Indonesiërs leeft) en behandelden hen zeer ruw. Tegenwerkende Dani werden soms zelfs gedood. In 1977 brak er een opstand uit onder de Dani onder leiding van de vrijheidsbeweging Organisasi Papua Merdeka (OPM), waarbij de Dani met pijl en boog vochten tegen Indonesische soldaten met raketten, aanvalsvliegtuigen en helikopters, waarmee Dani-dorpen werden platgebombardeerd. Naar schatting 3000 Dani kwamen om in de strijd, die zich met name concentreerde rond de Dani-nederzettingen bij Pyramid en Bokondini in en ten noorden van de vallei. 'Operatie Koteka' liep uit op een volledige mislukking. In de Balienvallei waren in 1975-1977, 1984/1985, 1996, 2000, 2003 en in december 2004 opnieuw gewelddadige conflicten als gevolg van de strijd voor onafhankelijkheid. Zowel in 1975 als in 1984 vluchtten Baliem-bewoners in grote getale naar het buurland Papua-New-Guinea. In 1997 zette de Indonesische overheid zelfs tot geweld aan tussen de stammen om zelf buiten schot te blijven. Daarop werd de vallei tot circa 2005 gesloten gebied.
9. Toerisme in de vallei
Dani bouwen ronde of ovale hutten, en hun dorpen zijn afgesloten met ‘houten muren’ (paggers), ter verdediging tegen aanvallers. Het zijn boeren en hun kleine velden zijn duidelijk begrensd. Dit was al door Richard Archbold in 1938 waargenomen vanuit het vliegtuig. Een belangrijkste reden dat het Dani-volk zo bekend is, is dat de Baliem-vallei vrij gemakkelijk per vliegtuig bereikbaar is geworden. Wamena is een vertrekpunt voor veel trektochten en vrijwel elke toerist bezoekt een Dani-dorp. In sommige dorpen worden de oorspronkelijke gewoonten getoond en tijdens het Lembah Baliem Festival worden schijnoorlogen uitgevoerd. Een ander ding dat de Dani's roem bracht zijn eeuwenoude 'gerookte' mummies van beroemde stamleden in dorpen, zoals Akima. Andere hotspots zijn de hangbrug van lianen in Sinatma, de zoutbronnen in Jiwika, de karstgaten in de Kontilola-grot en het bergpanorama bij het Habbemameer (Danau Habbema). De eerste toeristen arriveerden in de vallei in 1984. De Baliemvallei wordt tegenwoordig door enige duizenden toeristen per jaar bezocht, voornamelijk door Duitsers en Amerikanen en kleinere groepen Europeanen, Australiërs en Indonesiërs. In 1995 bezocht een recordaantal van 6019 toeristen het gebied. Daarna deden de Aziatische geldcrisis (krismon), gewelddadigheden en een ontvoering van onder anderen twee Nederlandse hulpverleners (Mark van der Wal en de zwangere Martha Klein kwamen na een gijzeling van vier maanden vrij) het aantal bezoekers drastisch verminderen, mede omdat de vallei een tijdlang gesloten gebied was.
10. Links:
– Ballard, Chris. 1993. Dani Bibliography. Centre for Pacific and Asian Studies, Hong Kong. Ocean Newsletter 11/12, Februar-August 1993.
– Bubriski, Kevin, 2006, Michael Rockefeller: In the Highlands of West Papua, Photographs provided by Kevin Bubriski from the original negatives of Michael Rockefeller (1961). Online Exhibitions Luminous-Lint
– Officieel rapport over het optreden van de controleur R.A. Gonsalves bij de pacificatie van de Baliem-vallei van 18 januari 1.
– Netwerk TV. 2006. Hoe Nederlanders vier maanden werden gegijzeld in Papua (1996). Met medewerking van Viktor Kaisiëpo. Uitzending van 22 mei 2006.
- Wikipedia pagina over Baliemvallei. Eerste data dateert van 11 mei 2005.
– Gestileerd oorlogvoeren in Baliemvallei
– Indonesisch Hof: peniskoker is niet onzedelijk
– Varkens en varkensfeesten in Nieuw-Guinea
– Amungme: Bergpapua's zonder berg
– Koppensnellen aan de zuidkust
– De verdwijning van Michael Rockefeller
11. Bronnen:
– Archbold , R. , Rand , A.L. ; & Brass , L.J. 1942. ‘Samenvatting van de Nieuw-Guinea Expeditie 1938-1939’. Resultaten van de Archbold Expeditions. No.41. New York: Bulletin van het American Museum of Natural History.
– Broekhuijse, Jan Th., 1967. De Wiligiman-Dani: Een cultureel-antropologische studie over religie en oorlogvoering in de Baliemvallei. Tilburg: H. Gianotten N.V.
– Bijlmer, H.J.T.,1922. ‘Met de Centraal Nieuw-Guinee Expeditie A° 1920 naar een onbekende volksstam in het Hooggebergte’, Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap 39. Utrecht: KNAG.
– Codrington, Stephen., 2005. The Dani of Irian Jaya: A study of cultural integration. Chapter 26. Chicago: planetgeography,com.
– Gardner, R.G., 1972, 'On the making of Dead Birds.' in K.G. Heider (ed.) The Dani of West Irian: an ethnographic companion to the film Dead Birds. New York: Warner Modular Publications Inc.
– Gardner, Robert. 1968. Gardens of War: Life and Death in the New Guinea Stone Age. New York: Random House. New York: Random House.
– Harrer, H., 1978, Von den Danis, in H. Harrer (ed,.), Unter Papuas. mensch und Kultur seit ihrer Steinzeit. Frankfurt am Main: Fischer Taschenbuch.
- Meiselas, Susan. 2003. Encounters with the Dani. Göttingen: Steidl Publishing.
– Ploeg, Anton, 1995. ‘First Contact, in the Highlands of Irian Jaya’, Journal of Pacific History 30. London: Routledge.
– Ploeg, Anton, 1966. ‘Some comparative remarks about the Dani of the Baliem valley and the Dani at Bokondini’, Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 122, no. 2, Leiden: KITLV.
– Wirz, P.,1924. Anthropologische und ethnologische Ergebnisse der Central Neu-Guinea Expedition 1921-1922 (Nova Guinea 16). Leiden: E.J. Brill